Afbeelding Klaas Tigler

Studiefonds voor afstammelingen van de erfgenamen van Klaas Tigler

Het Leen

Nalatenschap

Het Leen is bij akte opgericht op 20 juli 1832 en het bestuur dient aan tenminste twee rechthebbende gegadigden een studiebeurs te verstrekken van minimaal € 1.000 per jaar.

Klaas Tigler was niet onbemiddeld, bij zijn overlijden in 1811 bedroeg zijn nalatenschap ruim 5 ton. Onderdeel van deze nalatenschap is de verplichting aan de administrateuren om tenminste twee studiebeurzen uit te geven. Pas op 30 januari 1830 is er een zelfstandig fonds gevormd met een startkapitaal van fl. 34.050,375. Twee jaar later is het beheer over dat fonds door de twee administrateuren overgedragen aan de kerkenraad van de Doopsgezinde Gemeente te Leeuwarden. Dat moment wordt beschouwd als de stichting van het Klaas Tiglerleen.

De eerste twee studenten waren door Klaas Tigler zelf aangewezen: K.J. Overbeek en G.K. Wijngaarden. Beide volgden een studie tot predikant aan het Doopsgezind Seminarium. Pas op 2 november 1846 vond de eerste begevingsvergadering van de volgende studiebeurzen plaats. De tussenliggende 14 jaar zijn heengegaan met twistpunten tussen de kerkenraad en de familie(s) over onder andere het al dan niet beperken tot twee studiebeurzen en het al dan niet beperken van de studierichtingen.

In 1920 is het beheer van het Klaas Tiglerleen overgegaan van de kerkenraad van de Doopsgezinde Gemeente naar een drietal beheerders, destijds benoemd door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. De eerste beheerders waren de heren J. Koopmans, J.E. van Dijk en ds. M.L. Deenik.

Thans worden 2 studiebeurzen toegekend aan studenten die wetenschappelijk onderwijs volgen aan een Nederlandse instelling. Statutair zijn uitgesloten studies in de Rooms Katholieke godgeleerdheid of in de Krijgswetenschappen, danwel de voorbereiding daarop.

Rechten van de erfgenamen

De erfgenamen hebben twee rechten: enerzijds kunnen erfgenamen (onder voorwaarden) in aanmerking komen voor een studiebeurs. Anderzijds hebben zij stemrecht in de begeving van de studiebeurzen. Dit stemrecht is voorbehouden aan de oudste generatie erfgenamen in de verschillende staken. Stemrecht gaat niet over naar de overgebleven echtgenoot (-note) maar naar de kinderen.